Ik lijd een beetje aan het kampvuur-syndroom. Je weet niet dat ‘t bestaat, tot je het hebt.

Ik volgde de afgelopen week -samen met twee collega’s uit mijn vakgroep- een masterclass in Roermond. Met een groep verpleegkundigen, artsen, medewerkers uit een hospice en geestelijk verzorgers verkenden we het thema spiritualiteit en zingeving rond het levenseinde. Je trekt vier lange dagen intensief met elkaar op waarin je veel kennis aangereikt krijgt, je oefent met casuïstiek, en je ontmoet elkaar ook nadrukkelijk tijdens het eten of met een wijntje in de bar.

Een van de thema’s was ‘heilige grond’. Dat heilige staat voor de ‘innerlijke ruimte’ van de mens; die zich soms een beetje opent in een gesprek of ontmoeting. In die innerlijke ruimte huist het mysterie, in het Duits mooier aangeduid met ‘Geheimnis’. Dat kan zowel verwijzen naar iets diep binnenin je, als datgene wat je overstijgt (het transcendente). Als je daaraan raakt doe je er goed aan te doen zoals Mozes in het Oude Testament:
Mozes zwierf in de woestijn toen hij de Heilige ontmoette. Hij vroeg naar een naam en kreeg een ontwijkend antwoord, te vertalen als: ‘Ik ben die ik ben’. Wel moest hij zijn schoenen uitdoen, want, zo zei de stem, ergens in de woestijn: ‘Waar je staat is heilige grond’.
Ik moet landen nu ik thuis ben, nog vol en zwaar van alles, zowel letterlijk als figuurlijk, want in Limburg wordt eten overvloedig en gastvrij aangeboden. Het was fijn en warm rond het kampvuur en het is nu de kunst dat vuurtje brandend te houden en mee te nemen in het werk.