Schuttingtaal

Het zal weinigen ontgaan zijn; mijn man heeft weer iets moois van de grond gekregen. Tot 17 december is World Press Photo in de Goudse Chocoladefabriek te zien. Hij is soms niet bij te benen, die projecten-man van mij. Gisteren werd hij door Sint geroemd om die tomeloze energie en daadkracht met een piek voor in de kerstboom en het gedicht: Hallo, hallo wie piekt daar zo?

Ikzelf werd door diezelfde Sint Nicolaas in het zonnetje gezet maar kreeg ook een kleine vermaning:

Mirjam van Esschoten, lief, leuk en klein

maar wat de Sint vernam is niet zo fijn.

Bekend als dame van geestelijke woorden,

maar wat ik nu allemaal hoorde:

‘t gaat over gebaren en schuttingtaal,

moet dat allemaal zo groot en verbaal?

Ik vind het allemaal veelste dol.

Lief, leuk, klein meisje? M’n Hol!

Het was weer een hilarische en gezellige avond met altijd een hoofdrol voor de gedichten. En een zeer geslaagde eerste surprise van Siem voor opa Jan over hun gezamenlijke held James Bond.

Toen was geluk ..

Ik heb een nostalgische kant. Kan genieten van historische romans, oude hippie muziek, en ik heb gesmuld van de Grote Harry Bannink podcast. Ik kan dan soms verleid worden door de gedachte dat het vroeger mooier of liever was; nog geen vervuiling en consumentisme op wereldschaal, gemeenschapszin, idealen..

Ik las Schemerleven van Jaap Robben (wat een geweldige auteur!)

De roman vertelt het verhaal van de 81-jarige Frieda Tenderloo. Na het overlijden van haar echtgenoot en de verhuizing naar een verzorgingshuis, denkt zij terug aan hoe zij als jonge vrouw in de jaren ’60 verliefd werd op de getrouwde Otto. Ze beleven een intense liefde en zij raakt in verwachting. Wat volgt is het spannende en tragische relaas van hoe er in het katholieke Nijmegen van de jaren ’60 werd omgegaan met ongehuwde zwangere vrouwen.

Schemerleven is een gevoelige, fysieke roman die je heel dichtbij de hoofdpersoon laat komen. Ik heb het verslonden. En het laat de andere kant zien van: ‘Toen was geluk heel gewoon’

Overgave

Ik heb een eigenzinnig en origineel kind, al zeg ik het zelf. Mijn zoon heeft het talent uitbundig verslingerd te raken aan een personage en daar volledig in op te gaan. Het is een goede imitator.

Zo hebben we een periode gehad dat hij nooit zonder zijn roze gitaar op pad ging vanwege zijn idool Dirk Scheele. Hij kon nauwelijks praten maar zingen kon hij wel, inclusief bijpassende mimiek.

Daarna volgde Spiderman, Tarzan -inclusief lendendoek, oerwoud-kreten en blauwe neus toen hij tegen de koelkast slingerde- de gelaarsde kat, Zorro, Graaf Floris, Harry Potter, Michael Jackson en Jack Sparrow.

En nu is het Bond. James Bond.

Dan bof je met een vader die op een zondagmiddag al zijn skills inzet om een filmpje met je te maken. Met een wc rolletje op de mobiele telefoon en een heuse set op de slaapkamer. Vol overgave. Van wie zou hij het hebben.

Troost van de onverschilligheid

De laatste weken geef ik grif toe aan mijn leeshonger. Ik las ‘Boven de waterval’ van Ron Rash (geweldige Amerikaanse auteur) en ‘Op de klippen’ van Jane Gardam (geweldige Britse auteur) Gisteravond begon ik aan ‘Niets in zicht’ van de Duitse Jens Rehn. Het kwam uit in 1954 maar werd pas in 2019 in het Nederlands vertaald.

Ik startte onbevangen met lezen. Maar mijn hemel, wat een heftig boek is dit. Waar ik normaliter met plezier een boek lees, moest ik hier af en toe naar adem happen. ‘Niets in zicht’ gaat over twee mannen, een Duitse marinier en een Amerikaanse officier die samen op een rubberboot in de Atlantische oceaan ronddobberen. De Amerikaan wordt ‘een-arm’ genoemd, omdat hij bij de torpedo-aanval zijn arm is verloren. De Duitser wordt ‘de ander’ genoemd. Ze hebben een paar sigaretten, wat stukjes chocolade, kauwgom, een fles whiskey en elkaars gezelschap.

Toen dit boek uitkwam in 1954 werd het direct als literair meesterwerk bestempeld en als existentialistische aanklacht tegen de oorlog. Ik heb het gelezen als een rauw boek over sterven, over het menselijk bestaan, maar vooral ook over onze nietigheid als mens. Wat er met ons mensen ook gebeurt; de zon gaat iedere dag onverbiddelijk op en ‘s avonds weer onder. En ja, misschien schuilt daar ook wel enige troost in zoals Wim Brands dat mooi verwoordde in onderstaand gedicht. Maar eerlijk gezegd ben ik daar nog niet helemaal over uit.

In de eerste nacht

In de eerste nacht nadat ik had
gehoord dat hij ziek was
schrok ik wakker.

Het waaide buiten. Het waait, zei
jij, die nog geen oog dicht had
gedaan, en je glimlachte.

Ik begreep het pas later.

Wat er ook is, het zal de natuur
een zorg zijn.

Het waait, het waaide – buiten klonk
de troost van de onverschilligheid.

Alle(r) Heiligen

Allerheiligen, 1 november, is volgens de katholieke traditie de dag waarop heiligen en martelaren worden herdacht. Met de Zinzoekers gaven we afgelopen woensdag een eigen draai aan dit thema.

We ontmoeten elkaar in de ‘oude hoedenwinkel’ in de Goudse binnenstad en namen allemaal iemand mee die inspireert of die je bewondert. Het werd een bonte stoet van ‘heiligen’, mensen veraf en dichtbij waar ieder gepassioneerd over vertelde tijdens de heiligen-pitches.

Ik koos voor Toon Hermans. Had graag eens met deze man koffie gedronken. Zijn kracht schuilt wat mij betreft in zijn vermogen om op een lichte manier diepzinnige dingen te raken. Over het leven en de dood, over samenleven, over de kleine dingen waarin geluk schuilt.

Ik citeerde een stukje uit mijn nieuw aangeschafte bloemlezing over zijn werk:

De grootste kunst van alle kunsten is de kunst om te leven. Die kunst begint met kijken en zien. Ik geloof dat de ware levenskunstenaar heeft geleerd te kijken naar leven en er het wonder in te zien. Ik weet niet of ik een levenskunstenaar ben, misschien een kleintje. Een levenskleinkunstenaar misschien. Maar wat ik ook ben, ik voel dat leven voor alles en na alles een wonder is. Of ik nou kijk naar een mens of naar een mus. Jammer dat er zoveel mensen doodgaan voordat ze weten wat leven is.