Tabasco

Wat ik slecht verdraag zijn de youtube-kanalen waar mijn negen-jarige graag naar kijkt. Brabantse jongens die een challenge doen met hamburgers met tabasco of een adolescent met een wel heel irritante stem die commentaar geeft op een Minecraft-spel. Als Siem mijn gefronste wenkbrauwen ziet zegt hij: “Jahaa mam, dit zijn die jongens die volgens jou wat nuttigs met hun leven moeten gaan doen”.

Gelukkig zijn er ook programma’s waar we samen met plezier naar kijken, zoals de Proefkeuken, het jeugdjournaal en natuurlijk Klokhuis. Al 35 jaar is dit programma op de televisie, waarin 1 onderwerp wordt onderzocht, afgewisseld met scènes, sketches en liedjes.

Momenteel is er een special over Dood en Afscheid. In vier afleveringen – Wat is de dood, afscheid nemen, begraven & cremeren en rouw’, wordt het thema ‘al la Klokhuis’ serieus en toch lichtvoetig aan kinderen uitgelegd en besproken. Ik vind het geweldig.

En Siem? Die kijkt vol interesse, pinkt snel een klein traantje weg en vraagt dan: Mam, hoeveel tabasco kun je eten voordat je dood gaat..?

Tja…

Gitaarmannen

Ik vind het heerlijk op deze septemberavonden naar oude hippie-muziek te luisteren van Crosby Stills Nash, Jim Croce en Neil Young. En daar moet dan natuurlijk een boek bij. Deze week was dat En ik herinner mij Titus Broederland van Auke Hulst.

Wat een fascinerend boek. Als ik een poging doe om het omschrijven zou ik komen tot een apocalyptische historische road-novel. Het gaat over een tweeling. Waar en in welke tijd zij leven is mysterieus, maar in elk geval is de omgeving streng religieus en wordt een tweeling gezien als werk van de duivel. Hun vader had hen moeten doden bij hun geboorte maar kon dat niet over zijn hart verkrijgen. Daarom leven ze gedrieën afgezonderd in een krot. Vader drinkt, zwijgt en werkt. Titus en zijn broer (de verteller) voeden zichzelf op. Zij stoeien, lezen en spelen gitaar. Wanneer hun huis en het land dreigt te worden opgeslokt door ‘een zinkgat’ besluiten de jongens de wijde wereld in te trekken; richting de zee.

Auke Hulst neemt je meesterlijk mee in deze wereld. Je voelt de uitputting en honger, de dreiging van wilde honden en dorpsbewoners, het gebulder van het zinkgat dat je op de hielen zit. Maar ook is er de zoektocht naar schoonheid, naar broederschap, naar de mythische zee en de troost van muziek.

Met de laatste tonen van Heart of Gold van Neil Young sla ik het boek dicht, maar de broers Broederland zullen nog wel een tijdje bij me nazingen.

Lekker snacken

Tijdens de eerste maanden van de corona-periode belde ik op een avond naar Dichter aan de Lijn. Dat had ik ergens gelezen en ik was nieuwsgierig. Ik kreeg de Vlaamse dichteres Neske Beks aan de lijn, die op dat moment ergens in het buitenland zat en door de crisis niet naar huis kon. Ik vertelde op mijn beurt over de hysterische weken in het verpleeghuis. Allez, ik ga iets moois voor U kiezen, zei ze met haar Vlaamse fluisterstem. Het was bijna niet te verstaan door de krakende telefoonverbinding maar toch was het prachtig, intiem en ontroerend.

Ik was het bijna vergeten, maar vandaag kwam de herinnering terug in de kiosk van Afhaalpoezie tijdens festival de Verwondering in eigen stad. Vanaf het menu (inderdaad, net als bij de chinees) mag er een gedicht gekozen worden dat vervolgens door de dichter zelf voorgelezen wordt. Ik hou ervan.

Het was sowieso een mooie culturele proeverij vandaag bij de Verwondering: een halfuurtje klassiek in de Agnietenkapel, hier en daar straattheater en een bliksembezoek aan museumGouda. Met Annette genoot ik van SnackGelok van Tryater in de Vroesentuin.

Lekker snacken dus. Daar knapt een mens van op.

Niet van de wereld

Grote gezinnen die op zondagochtend naar de kerk lopen. Mannen in stemmig kostuum, vrouwen met rok en hoed (soms in een plastic tasje). Met dit beeld ben ik opgegroeid in mijn geboortedorp Driebruggen, en ook in Gouda is nog een behoorlijk grote reformatorische gemeenschap.

Het wordt wel de laatste Nederlandse zuil genoemd: de refo’s -zoals ze ook zichzelf noemen- hebben eigen kerken, scholen, een eigen krant (het Reformatorisch dagblad) en politieke partij (de SGP). Het gaat om ongeveer een half miljoen Nederlanders.

Wat geloven deze mensen, waarom houden zij zo strikt vast aan de bijbel en de traditie, twijfelen zij nooit, hoe verhouden zij zich tot de steeds meer seculiere wereld om zich heen? Dit soort vragen maakten destijds dat ik religiestudies ben gaan studeren.

kruisbeeld in Pila, Italiaanse Alpen

Journalist en podcastmaker Maarten Dallinga heeft deze vragen ook. Hij maakte de prachtige podcast-serie ‘Niet van de wereld’ voor Omroep Gelderland.

‘We leven wel ín de wereld, maar zijn niet ván de wereld’ Dat zeggen reformatorische christenen om aan te geven dat ze zich wel moeten verhouden tot ‘wereldse’ gebeurtenissen en verleidingen, maar dat zij tot de wereld van God horen en dat de bijbel hun richtsnoer en waarheid is.

Dat daar een spanning in zit, wordt in de serie mooi duidelijk. Dallinga heeft gesprekken met voorgangers, journalisten van het RD, jeugdleiders, christenen die tot een orthodoxe gemeente behoren, en zij die eruit zijn gestapt.

Een rode draad in de serie is een logeerweekend waarin Maarten een weekend meedraait met een gezin in de Betuwe. Maarten noemt zichzelf agnost en woont samen met een man. Ruud en Lianne hebben zes kinderen en gaan naar de hersteld hervormde gemeente. Het hele gezin draagt het hele weekend een microfoontje wat een intiem en openhartig inkijkje geeft in de leef-en beleefwereld van deze -toch meestal- gesloten gemeenschap. Het levert mooie gesprekken op. En het schuurt.

Ik vond de serie zorgvuldig, integer en persoonlijk. De podcast is vooral een pleidooi om elkaar echt te ontmoeten en de tijd nemen om naar elkaar te luisteren. Om elkaar te willen begrijpen ook al ben je het niet met elkaar eens.

De podcast eindigt met woorden van de theoloog Anne van der Meiden:

Wie steeds omhoog kijkt vergeet de aarde, wie steeds in zichzelf kijkt vergeet de naaste.’

Fantasietrip

Gisteren verzilverden wij een cadeau van lieve vrienden voor ons huwelijks-polderfeestje vorig jaar. Een volledig verzorgde trip met z’n zevenen in een camperbus naar de Verbeke Foundation in Kemzeke, dichtbij Antwerpen.

foto: Marien

Het is moeilijk uit te leggen wat de Verbeke Foundation is; een binnen- en buitenmuseum met een private kunstverzameling. Ik heb het ervaren als een kunst-speeltuin, een Alice in Wonderland-gevoel.

foto: Maaike

Van een ruimte vol schitterende torso’s, koppen en mallen, kom je in een Riviera-hal met bemoste automobielen, naar een hal vol duizelingwekkende collages en een paviljoen vol absurde bewegende opgezette dieren.

foto: Gerben

Erg onder de indruk was ik van de groep paarden van Ronald de Winter. Ergens tussen de bomen doemden zij op als zwart geblakerde half vergane wezens. De natuur vreet ze langzaam op. Aftakeling, vergankelijkheid, ontroering.

Onderstaand gedicht van Rutger Kopland kwam in mij op. Het was een wonderschone fantasietrip.

foto: Maaike

Zelfportret als paard

Toen ik nog een paard was in een weiland

ik moet hebben gewoond in zijn lichaam

in zijn ogen hebben gezien wat hij zag

dat dit leven nooit zou beginnen, noch

ooit zou ophouden, noch zich herhalen

ik moet zijn lichaam hebben verlaten

en mijn herinneringen bleven in hem achter

U staat bij het hek van een weiland en u

ziet aan de andere zijde een paard

nader het, spreek het toe, kijk het aan

dank u, het zal naar u luisteren, u aanzien.