Parnassia

Een paar weken geleden bezocht ik een lezing in het Verzetsmuseum in Gouda. Josha Zwaan schreef het boek Parnassia -een bestseller- en deze avond vertelde ze over haar tweede boek Zeevonk. Ik was onder de indruk. De schrijfster vertelde bevlogen over haar nieuwe boek wat gaat over het schip de Achille Lauro, verweven met haar eigen familiegeschiedenis in Nederlands Indië. Ik kocht na afloop haar debuutroman Parnassia, natuurlijk met een handtekening van de auteur. Hoe leuk ik Josha ook vind, en hoe lovend de reacties van de mensen om mij heen ook, Parnassia heeft mij niet kunnen ‘betoveren’ zoals de achterflap had beloofd. Het boek gaat over de 4-jarige joodse Rivka die in 1942 door haar ouders wordt ondergebracht bij een Zeeuws domineesgezin. Wanneer haar vader na de bevrijding terugkomt, herkent ze hem niet en wil ze niet weg uit Zeeland. Ze neemt afstand van het joods-zijn en wil ‘Anneke zijn en blijven’. Pas als ze zelf kinderen krijgt –met een eveneens joodse getraumatiseerde man- komen de onderdrukte gevoelens en herinneringen boven; beide echtelieden kunnen niet met hun verleden omgaan en mishandelen hun kinderen. De kinderbescherming grijpt in en de drie kinderen worden bij het gezin weggehaald. Het boek vertelt over het moeizaam herstellende contact tussen moeder en oudste dochter Sandra. De thematiek van de ondergedoken joodse kinderen, hoe hun identiteit in een spagaat raakt en hoe instanties na de oorlog soms van mening waren dat joodse kinderen beter af waren bij hun pleegouders waar zij een ’goede christelijke opvoeding kregen’ is pijnlijk om te lezen. Ondanks de op zich boeiende thematiek lukte het mij niet op te gaan in het verhaal en bleef de hoofdpersoon Rivka/Anneke voor mij een onsympathiek personage zonder humor of enige vorm van (zelf-)relativering. De schrijfstijl vond ik ronduit beroerd: “Sandra huilde altijd hetzelfde hard en dwingend. Nooit voelde ze medelijden met dat driftige rode gezichtje, rood van het schreeuwen. De vuistjes die wild in de oogjes wreven en dan weer door de lucht maaiden, stemden haar niet mild. Meestal pakte ze het kind mopperend op: ‘Nou alweer honger, wat ben je toch een schreeuwer. Kijk toch eens hoe lelijk je bent als je zo krijst. En je grote neus is ook alweer vies, je moet het naar binnen snuiven, niet al dat snot laten lopen”
De regelmatig terugkerende uitgesponnen seksuele scènes vond ik geen meerwaarde hebben buiten het feit dat het wellicht duidelijk moet maken dat het besneden geslachtsdeel van haar partner haar erg opwond, –maar als dat je onbewuste affiniteit met het Jodendom moet uitdrukken?  Ook haar voorzichtige terugkeer naar haar joodse roots op haar 70e aan het einde van het boek deed me weinig. Het boek heeft me niet kunnen raken of ontroeren.  Interessant toch waarom sommige boeken je niets doen en andere boeken je leven kunnen veranderen. Vorig jaar bezocht ik een workshop van literatuurdocent Henk de Lange op Windesheim en die noemde dit laatste een ‘ekleptische ervaring’ (een ervaring die je op je grondvesten doet schudden). Hij gaf aan dat je soms door het lezen van een boek jezelf beter kunt begrijpen. De kracht van literatuur is dat je in een boek jezelf kunt herkennen, geconfronteerd wordt met emoties, inzicht in de Ander krijgt en nieuwe inzichten over de werkelijkheid kunt opdoen. Het moge duidelijk zijn dat Parnassia bij mij geen ekleptische ervaring opriep. Dat zegt wellicht iets over het boek maar zeker ook iets over mij.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *