Vandaag heb ik ‘de Kunst van het Ouder Worden’ van Hermann Hesse uit de bibliotheek gehaald . De Duits-Zwitserse schrijver en dichter (1877-1962) kende ik van mijn Duitse literatuurlijst -uit de lang vervlogen tijden dat ik examen deed -. Hermann Hesse is een oude man geworden; hij werd 85 jaar. Dat kwam niet doordat hij een rustig of risicoloos leven leidde. Hij was niet de persoon om zich te onderwerpen en aan te passen. Integendeel. Zijn biografie laat zien dat hij zowel bloot heeft gestaan aan ‘interne als aan externe gevaren’. Hesse deed een poging tot zelfdoding toen hij 14 was, en raakte nogmaals in een crisis toen hij 46 was. Deze laatste crisis ging vooraf aan het schrijven van één van zijn belangrijkste romans De Steppenwolf. Volker Michels, samensteller van het boek dat ik las, zegt hierover: ‘Het was geenszins zeker of hij die depressies zou hebben overleefd, wanneer het toeval en medemensen zich niet nog juist op tijd over hem hadden ontfermd’. Daarnaast leefde Hesse in de tijd van de wereldoorlogen. Al vanaf 1923 waarschuwde hij voor het gevaar van het opkomende fascisme. Zijn huis in Zwitserland was een rustplek en doorgangshuis voor talloze vervolgde schrijvers zoals Thomas Mann en Bertolt Brecht.
In zijn bespiegelingen, waarnemingen over het ouder worden, de vergankelijkheid, ‘de kunst van het ouder worden’ schrijft hij mooi, poëtisch, wijs.
Over de dood, een zeer aanwezige factor in zijn leven, schrijft hij het volgende:
“Mijn verstandhouding met de dood is dezelfde als vroeger, ik haat hem niet en ben ook niet bang voor hem. Als ik eens zou onderzoeken, met wie en met wat ik behalve met mijn vrouw en mijn zonen het meest en het liefst omgang heb, dan zou blijken, dat het alleen maar overledenen zijn, overledenen van eeuwen her, componisten, dichters en schilders. Hun wezen, verdicht in hun werken, leeft voort en is voor mij meer aanwezig en reëler dan de meeste tijdgenoten. En zo is het ook met de overledenen die ik in het leven heb gekend, lief gehad en ‘verloren’ heb, mijn ouders, broers en zusters, mijn jeugdvrienden- ze horen bij mij en bij mijn leven, vandaag net zo goed als destijds, toen ze nog leefden, ik denk aan hen, droom van hen en reken hen tot mijn dagelijks leven. Deze verstandhouding met de dood is geen mooie fantasie, maar is reëel en hoort bij mijn leven. Ik ken wel de droefheid over de vergankelijkheid, die kan ik bij iedere verwelkende bloem voelen. Maar het is een verdriet zonder wanhoop”
Herman Hesse is op 9 augustus 1962 gestorven, maar vandaag , ruim 50 jaar na zijn dood, heb ik zijn woorden gelezen en leeft zijn wezen, verdicht in zijn werk, voort.
In Trouw van 15 juni een artikel over Hesse; ‘kuren in het bad van Hesse’. Hesse leed aan allerlei kwalen en bezocht daarom jarenlang Kuuroorden. Hij zat dan urenlang in warme zwavelbaden. Hij schreef ook vaak over dat Kuren en was van mening dat zijn lichamelijke klachten ook psychisch geduid moesten worden. En hij was een beetje hypochondrisch…. Leuk artikel.
De dood, het blijft bijzonder, verdrietig en defintief. Maar o zo waar hoe Hesse het zegt: de mensen die er niet meer zijn horen nog bij je leven en dat is toch mooi.